Danny De Bock, Jassepoes (15/10/2016)
"Met een heel ander kwintet dan het huidige kwartet nam Manolo Cabras in 2012 zijn eersteling als leider op: "I Wouldn't Be Sure" (ook uitgegeven door el Negocito Records). Lynn Cassiers nam de zang en elektronica voor haar rekening, Riccardo Luppi speelde op sax, Matteo Carrus was de toetsenist en Oriol Roca de drummer. De groep bracht met een zekere drang naar experiment eigenzinnige liedjes en wist te intrigeren. Bassist Manolo Cabras was toen al even een vaste waarde in het Vlaamse jazzlandschap. Met drummer Marek Patrman vormde hij vaak een geoliede ritmetandem, bijv bij het Ben Sluijs Quartet, Free Desmyter Quartet en aan de zijde van Erik Vermeulen. Patrman is ook van de partij in dit Manolo Cabras Quartet, met verder Nicola Andrioli aan de piano en een trompettist als blazer, Jean-Paul Estiévenart. Met hen gaat de bassist voor een instrumentale aanpak en vrij toegankelijke vormen van jazz. Op zijn tweede cd als leider verzoent Cabras meermaals stijlvol traditie en eigenheid. Met het titelnummer dat springerig inzet, presenteert Cabras een visitekaartje. Klein van gestalte zagen we hem al vaak kwiek op en neer bewegend opgaan in zijn spel aan de contrabas. Zo gaan ook de bewegingen in 'Melys In Diotta', het eerste nummer op de cd. Het huppelt niet echt, het bonst speels terwijl de piano golvend vooruit stuit en het geagiteerd slagwerk op cymbalen en drums doet twijfelen of dit nu dreigend of humoristisch en grotesk moet overkomen. 'E La Nave Và' zet op een elegante manier de levendige toon verder. Dit lijkt gebaseerd op oude muziek van voor het ontstaan van jazz, hier ademt het geheel een gracieuze sierlijkheid uit, met een fijne hoofdrol voor de trompet. 'E.R.G.O.' drijft dan weer vrolijk het tempo op, met trompetspel dat gaat kronkelen en schuren en pianospel dat vervaarlijk de vaart versnelt. Het is trouwens misschien wel de pianist die het meest verrast en de oren doet spitsen, terwijl de anderen hun kwaliteiten bevestigen. Iets voor halfweg bijna blijkt dat deze cd uitgebreid twee kanten van Manolo Cabras wil belichten. Na drie levendige nummers volgen er drie veel rustigere, waarna in de voorlaatste track nog eens hard gebroken wordt met de trage tempo's en het slotnummer er dan weer één is van één en al wegdeemsteren. In de verstilling bij 'Lena' horen we enige invloed van weloverdachte Miles Davis van decennia terug. Bij 'Uncle Stevie' lijken we in het vaarwater te komen van trompettist Avishai Cohen, met een wat contemplatieve, doorleefde combinatie van lyriek en nervositeit. Als je bij 'Inevitabilmente' als derde, opeenvolgende trage stuk – hoewel op zich verfijnd, cool en macho tegelijk - denkt dat je er goed aandeed je zetel op te zoeken, word je weer bij de lurven gevat door het wildste nummer op deze cd. 'E.S.D.A.' is nog een keer fel post bop uithalen en zo overtuigend en bezield als dit klinkt, zo dunnetjes komt daarna het slotstuk 'Ciaccacciacchi' over – een pruttelend inslapen na een geweldige uitspatting?"

Jazzmozaïek p. (12/09/2016) ***** Keuze van de redacteur
"Contrabassist Manolo Cabras heeft na vier jaar opnieuw een eigen plaat uit: Melys In Diotta. Cabras is heel actief als sideman en nam daarom zijn tijd om te schuren en te schaven aan de composities en om de nummers voldoende in te spelen. Een goede keuze, want Melys In Diotta is een fris en volwassen album vol melancholie, lyriek, rustige schoonheid, impro en hier en daar een beetje swing.

Cabras heeft zich omringd met dé trompettist van het moment, wonderkind Jean-Paul Estiévenart. Op piano speelt de verbluffende Nicola Andrioli, destijds opgevist door Philip Catherine en nu ook volop in de belangstelling met o.a. Steven Delannoye, Barbara Wiernik en Lorenzo Di Maio. Drummer van dienst is goede vriend en compagnon de route, Marek Patrman.

Stuk voor stuk mannen die passen bij datgene wat Cabras voor ogen had: spelen om te voelen en af toe zelfs om te vliegen. En gevlogen wordt er in E.S.D.A. een uptempo nummer waarin Estiévenart en Andrioli de stevige ritmesectie constant in hun nek voelen. Unlce Stevie is een subtiele knipoog naar bassist Steve Swallow, een van de belangrijkste inspiratiebronnen in de composities van Cabras.

Melys In Diotta is meteen het 50ste album op het Gentse El NEGOCITO Records. Een mooi jubileumcadeau!

Herman te Loo, Jazzflits nummer 263 p. 5 (12/09/2016)
"Wie 'Lena' opzet, de vierde track van 'Melys In Diotta', denkt misschien een verloren gewaand nummer van 'Kind of Blue' te horen. Het kwartet van de Italiaans-Belgische bassist Manolo Cabras is goed in het neerzetten van een ingetogen sfeer, zeker wanneer trompettist Jean-Paul Estiévenart de Harmon-demper in zijn trompet steekt. Maar er is veel meer te genieten op de pas tweede cd als leider van Cabras, een veel gevraagd sideman bij onze zuiderburen. De leider heeft namelijk een goede hand van schrijven en hij zoekt naar andere vormen dan het afgeklo- ven thema-solo's-themamodel. Een mooi intro (zoals zijn eigen inleiding tot 'Inevitabilmente') of een stukje improvisatie waaruit een compositie komt bovendrijven ('Ciaccacciacchi') zijn een paar voorbeelden. Voor de variatie heeft Cabras ook een aantal pittige uptempo-stukken geschreven, zoals 'E.R.G.O.', dat enige gelijkenis vertoont met Thelonious Monks 'Skippy'. Het pleit voor het kwartet dat de muzikanten bij deze tempi niet gaan jakke- ren, maar er net zo goed de rust voor nemen als voor een bal- lad, zoals het eerder genoemde 'Lena'. Drummer Marek Patrman is hierin een belangrijke factor, want het is in alle stukken dui- delijk dat hij en Cabras een langlopende muzikale partnerschap hebben. Pianist Nicola Andrioli, ten slotte, laat horen waarom grote namen als Philip Catherine en Mimi Verderame voor hem kozen. Hij is ritmisch én harmonisch sterk en zet elegante solo's neer."

Joachim Ceulemans, Enola.be (05/09/2016)
"Sinds hij meer dan tien jaar geleden werd geadopteerd door de Belgische jazzscene, heeft de Italiaanse bassist Manolo Cabras (1971) zich opgewerkt toch het typevoorbeeld van een muzikant die zijn kennis van de jazztraditie aanwendt in functie van meer avontuurlijke jazzmuziek. Met zijn gloednieuw kwartet presenteert hij nu een eerste album, waarop de vruchten van die jarenlange consequente aanpak eindelijk worden geplukt.

Cabras is eigenlijk een beetje zoals een Limburger in Leuven: hij is na zijn studies blijven plakken. Na opleidingen in Cagliari en Siena, kwam de Italiaanse bassist naar onze contreien afgezakt en settelde zich na enkele semesters aan het conservatorium in Den Haag in 2003 uiteindelijk in Brussel. Ondertussen speelde hij een cv bij elkaar dat als een symbiose van traditie en avontuur leest: van concerten met Toots Thielemans, Ferdinand Povel en Enrico Rava tot een samenwerking met de Franse saxofoniste Alexandra Grimal en duurzame engagementen in de groepen van Ben Sluijs en Manu Hermia. De 45-jarige Italiaan weet zich daardoor net zo goed te handhaven binnen een rondje standards als in het soort jazz waarin composities vooral als kapstok dienen om stevige improvisaties op te hangen. Het is net die veelzijdigheid die hij op zijn eerste kwartetplaat als bandleider gepast weet uit te spelen.

Hoewel men hem in verschillende contexten wel eens de knuppel in het hoenderhok kan zien gooien, is Cabras zeker geen iconoclast. Hij lijkt zich het best te voelen wanneer de lijn wordt gevierd, maar niet geheel wordt losgelaten. Misschien daarom dat ook zijn eigen composities op Melys In Diotta meestal vrij sterk zijn gestructureerd. Af en toe is dat behoorlijk conventioneel, zoals in het naar alle kanten swingende "E.S.D.A." dat ons aan het oude werk van Chick Corea herinnert, maar in "E La Nave Và" is het zicht op de onderliggende fundamenten bijvoorbeeld al wat waziger. De ritmesectie speelt hier een mooi spelletje met trompettist Jean-Paul Estiévenart, door afwisselend het ritme af te bakenen en vervolgens enkele maten de frasering van de trompet te volgen. De solo's van Estiévenart en pianist Nicola Andrioli (al jarenlang een trouwe gezel van Philip Catherine) zijn bovendien aan elkaar verwant omdat ze telkens terugkeren naar dezelfde melodische beweging.

Piano en trompet worden niet geheel onverwacht naar voren geschoven in de meeste tracks. Zowel Estiévenart als de vingervlugge Andrioli zijn gerenommeerde solisten en met hen heeft Cabras dan ook belangrijke troefkaarten in handen, wat in "Uncle Stevie" wordt geïllustreerd onder een sobere, maar erg dankbare begeleiding van Cabras en drummer Marek Patrman. Het zijn van die solo's die je als luisteraar meeslepen, haast ongemerkt optillen en je enkele ogenblikken later in een andere hoek van de kamer neerzetten. Maar ook in de donkere romantiek van "Lena" of "Inevitabilmente" voelen de solisten zich als een vis in het water en maken de virtuoze toeren plaats voor attent samenspel en verfijnde bijdragen, wat een van de sterke punten van dit kwartet blijkt te zijn.

De plaat mist af en toe wat spankracht omdat sommige tracks eerder onopvallend voorbij kabbelen en er qua dynamiek niet altijd veel beweging is (al kan dat laatste ook een productioneel issue zijn). Dat is een beetje het geval met opener "Melys In Diotta", dat weliswaar met een leuk idee aanvat (een strenge reeks pianoakkoorden) maar zich daarin uiteindelijk een beetje vastrijdt omdat het net iets te weinig opwinding biedt. Het lijkt wel alsof het kwartet te voorzichtig is op sommige momenten en dat het potentieel - dat hier duidelijk aanwezig is - daarom niet altijd wordt benut. Maar de groep heeft natuurlijk altijd nog de kans om ons in een concertsituatie van het tegendeel te overtuigen.

Het overgrote deel van Melys In Diotta is gelukkig meer dan spannend genoeg om de plaat als "geslaagd" te kunnen bestempelen. In combinatie met deze uitstekende muzikanten zit duidelijk muziek, alleen mag die af en toe nog wat feller doorklinken. Laat die bescheidenheid op die tweede plaat dus maar vallen."

Claude Loxhay, Jazz'halo (08/2016)
Natif de Cagliari, Manolo Cabras a étudié la contrebasse, entre autres, avec Dave Holland, Marc Johnson et Attilio Zanchi, le bassiste du quintet de Paolo Fresu.

En Italie, il a joué avec Enrico rava et la chanteuse Maria Pia De Vito, une des voix du projet One Heart, three Voices de David Linx. En 1998, il s'installe aux Pas-Bas et joue avec le trompettiste Eric Vloeimans et le guitariste Jesse van Ruller. Depuis 20013, il est établi en Belgique et est un des contrebassistes les plus sollicités de notre pays: quartet de Ben Sluijs, trio de Manu Hermia, Heptatomic d'Eve Beuvens, trio d'Erik Vermeulen ou quartet de Fre Desmyter, avec John Ruocco, tout en enregistrant avec la saxophoniste française Alexandra Grimal (Seminare Vento) ou l'Italien Ricardo Luppi (Live in Milano). A son nom, il y a quatre ans, il a enregistré I wouldn't be sure, avec Lynn Cassiers (voc) et Ricardo Luppi (ts).

Le voici à la tête d'un nouveau quartet dont la complicité repose sur différentes connivences. Jean-Paul Estiévenart (trompettiste d'Urbex, LG Jazz Collective, MikMâäk et Rêve d'Eléphant Orchestra) croise Nicola Andrioli (pianiste du quartet de Philip Catherine comme du quintet de Mimi Verderame) au sein du tout récent quintet de Lorenzo Di Maio. Quant à Marek Patrman (dm), il était son compagnon au sein du quartet de Ben Sluijs comme du trio d'Erik Vermeulen.

Au répertoire de ce nouvel album El Negocito, huit compositions originales, de nouveaux thèmes, comme ce E la Nave Va, en hommage à Fellini, mais aussi ESDA qu'il avait enregistré avec le pianiste Augusto Pirroda (album A Turkey is better eaten, avec Ben Sluijs à l'alto). Tout au long des ces huit plages, Manolo invite ses complices à un voyage entre tradition (il cite Ornette, Miles et Trane) et exploration au travers de structures ouvertes qui constituent de réelles opportunités d'improvisations et de solos successifs, avec une alternance entre tempos vifs et mélodies empreintes d'un lyrisme nostalgique. Parmi ces tempos survoltés, ESDA, avec solo de trompette et de piano avec une belle indépendance des deux mains, Melys in Diotta avec son intro de trompette bouchée, ERGO ou Uncle Stevie, au swing appuyé et solo de piano stride. Parmi les mélodies au climat mélancolique, E la Nave Va qui rappelle les atmosphères felliniennes et la musique de Nino Rota (même si c'est Gianfranco Plenizio qui, pour une fois, a signé la musique de ce film) mais aussi Lena et Inevitabilmente, avec leur intro de cymbales, trompette bouchée (Lena) et solo lyrique de piano (Inevitabilmente). Pour sa part, Ciaccacciacchi se révèle être la plage la plus libertaire, avec grincements de baguette sur cymbale, sussurements de la trompette, notes égrénées au piano qui débouchent sur un beau solo de contrebasse puis de trompette.
Une musique empreinte d'une vraie personnalité."